Speculation on the role of bacterial peroxide production in the vaginal environment.

A new commentary on the antimicrobial role of H2O2 produced by lactobacilli in the vagina was published last week.

https://microbiomejournal.biomedcentral.com/articles/10.1186/s40168-018-0418-3

I agree with the authors, that it is not likely that H2O2 has a significant effect in keeping BV-associated bacteria at bay. Especially the experiments that dr. O’Hanlon published previously comparing the bactericidal effects of lactic acid and H2O2. They found that H2O2 is as harmful to lactobacilli as it is to several BV-associated bacteria, whereas lactobacilli can survive very high lactic acid concentrations.

I would like to add one piece of speculation here. Although the authors say that semen and cervicovaginal fluid have strong antioxidative properties that would eliminate any H2O2, I do wonder whether H2O2 production may serve a role in the onset of BV. During disruption of the vaginal environment, either through sexual arousal, intercourse,  tampon insertion etc, oxygen levels are expected to rise to atmospheric levels. Is it possible that hydrogen peroxide production and accumulation in that case can result in the demise of both lactobacilli as well as BV-bacteria? This might then open up a “window of opportunity” in which general bacterial levels are temporarily low, lactic acid levels are reduced and pH is neutral. This relatively benign environment may give BV-associated bacteria a chance to colonize and proliferate.

Just a thought about a possible alternative role of H2O2.

Podcast on The Vital Question

I have been working on two things in the past months. Soon, I will post an update here on a possibly interesting gene variant I found in L. crispatus, that might be involved in glycogen metabolism.

In the meanwhile, I am proud to present to you my first podcast! The topic is “The Vital Question”, a book by Nick Lane that provides answers to the most profound question in biology “why does life look the way it does”.  Game changing book according to the Guardian, and someone who agrees with that wholeheartedly is prof. Bas Teusink of the Free University of Amsterdam (also on Twitter). I sit down with Bas to talk about the beginning of the book where the author lays down “the problem” . That problem is that although life looks very diverse from the human eye, when you get down to the chemistry and the energetic systems we are all very similar.

I sincerely hope you enjoy it! Please let me know what you think either below or on Twitter.  I am not exactly sure where I am headed with this, whether it’s a one time thing, or a pilot to something bigger. Your feedback is much appreciated.

Een Hindernisbaan #NPOSestafette 

Rosanne is te bescheiden. Het heeft alles behalve lang geduurd voordat zij inzag dat onderzoekpraktijken in de wetenschap aan een opknapbeurt toe zijn. Open Science is daarvan het boegbeeld, maar dat symbolische woordenpaar staat voor veel meer. Zeker: wetenschap moet open zijn. Betaalmuren zijn een gotspe. Data moeten worden gedeeld. Protocollen moeten worden uitgewisseld. Codes moeten beschikbaar worden gesteld. Wetenschap is immers van en voor ons allemaal. Maar New Science betekent ook dat het wetenschapsbedrijf anders moet worden ingericht. De perverse prikkels moeten eruit en – hopelijk als gevolg daarvan – dubieuze onderzoekpraktijken (“questionable research practices”) moeten worden uitgebannen. Uiteindelijk moet dat leiden tot een andere manier van publiceren. Eentje die direct is, en interactief en dynamisch – en natuurlijk open. De technologie is beschikbaar. De digitale infrastructuur voor een Scientific Wikipedia is rap gebouwd. Platformen als Academia.edu, Mendeley en ResearchGate zijn het begin: een snelle, open en beweeglijke uitwisseling van data en bevindingen. Het is een kwestie van tijd totdat het monopolie van het selecte gezelschap van toptijdschriften wordt afgebroken. Daar wordt iedereen beter van: de maatschappij, maar ook de wetenschap zelf.

Het is inmiddels alweer 30 jaar geleden dat ik trots mijn eerste internationale publicatie in handen kreeg: een conceptuele beschouwing over principes van beslisgedrag in de Journal of Economic Psychology. Daarna volgde een decennium van publicaties zonder enig serieus empirisch werk. Hooguit nam ik hier en daar de moeite om wat beschrijvende statistieken of casusbeschrijvingen op te nemen om de theoretische argumentatie wat te stofferen. Perikelen rond kwesties als “publication bias”, “p-hacking” of “HARKing” gingen daarom volledig aan mij voorbij. Pas in 1995 zagen twee “echte” empirische studies het licht waaraan ik had bijgedragen, inclusief de verzameling van originele data. De ene was in feite niet meer dan een beschrijving van een nieuw databestand. Daar kwam geen enkele hypothese of p-waarde aan te pas. De andere was een experiment waarin twee hypothesen volledig werden gesteund, twee gedeeltelijk de p-waardetoets wisten te doorstaan en eentje werd verworpen. Van een replicatie was geen sprake. In de jaren daarna is p-waarde mijn tussennaam geworden in misschien wel honderd studies in disciplines als de bedrijfskunde, bestuurskunde, economie, politicologie, psychologie en sociologie. En elke keer werd zo’n studie ingeleid met het argument dat ook deze keer weer een nieuwe en originele bijdrage aan het kennisproductiebedrijf werd geleverd. Dat moest ook wel, omdat alleen dan (top)tijdschriften potentieel interesse hadden in het publiceren van de bevindingen.

Pas in 2015 heb ik mijn eerste meta-analyse gepubliceerd en pas in datzelfde jaar heb ik een petitie uitgebracht met een pleidooi voor verandering (klik hier voor de oorspronkelijke petitie uit 2015), die het jaar daarop in verkorte vorm in een tijdschrift is verschenen (klik hier voor de gepubliceerde versie uit 2016). En pas in 2017 heb ik enkele replicatie-initiatieven gelanceerd. Gelukkig is “beter laat dan nooit” een waarheid als een koe. De nadruk op p-waarden moet verdwijnen. Allerlei dubieuze onderzoekpraktijken, van datamassage achter gesloten deuren tot “p-hacking”, moeten worden ontmoedigd. Repliceren moet gewoon worden, evenals het publiceren van nulbevindingen. Preregistratie van onderzoekontwerpen (inclusief voorspellingen) en dataopenheid moeten de standaard zijn. Dat vergt een radicale ommezwaai. Tijdschriften moeten het beleid aanpassen. Dat is aan het gebeuren. Samen met Sjoerd Beugelsdijk en Klaus Meyer heb ik bijvoorbeeld nieuw beleid geïntroduceerd bij het toptijdschrift Journal of International Business Studies in de internationale bedrijfskunde (klik hier voor dat redactionele pleidooi uit 2017 voor nieuwe praktijken). Een vergelijkbare koerswijziging zit in de pijplijn bij de British Journal of Management. Andere tijdschriften hebben hetzelfde gedaan of zullen spoedig volgen.

Verandering bij tijdschriften is noodzakelijk, maar niet voldoende. De opknapbeurt van de wetenschap vergt verregaande institutionele vernieuwing. De nadruk op kwantiteit (“publish or perish”) is contraproductief. In het personeelsbeleid moeten kwaliteit en menselijkheid centraal staan. Praktijken uit het New Public Management (“bedrijfsleventje spelen”) moeten het raam uit. Samenwerken moet belangrijker zijn dan concurreren. De impactfactor en h-index moeten worden bijgezet in het mausoleum van de wetenschap. Repliceren moet een standaardonderdeel van elke doctoraatsopleiding worden. Interactie met de samenleving moet in aanzien stijgen. En nog veel meer. Een estafette, inderdaad, maar wel eentje op een hindernisbaan. Maar waar een wil is, is een weg.

Graag geef ik het stokje door aan José van Dijck. Als president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) heeft zij menig initiatief gelanceerd om verdere stappen te zetten in de richting van Open Science.

Het is een stukje geworden waarin het werkwoord “moeten” overuren maakt. Het is niet anders. Maar ik ben optimistisch. Het tij is aan het keren.

Arjen van Witteloostuijn

Decaan van de School of Business and Economics van de VU Amsterdam

Tweede Estafetteloper Rosanne Hertzberger https://reblab.org/open-kitchen-science-log/mijn-100-meter-in-de-npos-estafette/

Eerste Estafetteloper Egon Willighagen http://chem-bla-ics.blogspot.nl/2017/12/de-nationaal-plan-open-science.html

Nationaal Plan Open Science https://www.openscience.nl/

Mijn 100 meter in de NPOS Estafette

Ik zal maar eerlijk bekennen dat ik een late adopter ben. Toen ik met mijn promotieonderzoek begon zag ik het nut van transparantie niet echt in. Ik was ervan overtuigd dat alle mensen die iets wilde weten over waterstofperoxide productie van Lactobacillus johnsonii toch wel toegang hadden tot mijn papers. Ik merkte ook hoe “open access” (laat staan “open science”) geen enkele rol in de discussies over tijdschrift-keuze speelde die ik had met mijn begeleiders. Kennelijk was het niet van belang.

Maar er gebeurde een aantal dingen die me van gedachten deed veranderen. Ten eerste hoorde ik steeds vaker hoe mijn voormalige Pakistaanse en Indiase collega’s na terugkeer in hun land van herkomst tegen betaalmuren opliepen. Ook vrienden en familie die in kleinere ziekenhuizen en instituten werkten hadden vaak geen toegang. Schrijnend vond ik het toen de zus van een goede vriend ziek werd en ze bij mij kwamen aankloppen voor wetenschappelijke literatuur over recente onderzoeken. Open access was veel belangrijker dan ik aanvankelijk dacht. Sterker nog, het is onacceptabel dat papers waarvoor in de meeste gevallen met publiek geld betaald is niet beschikbaar zijn voor de samenleving. Het grote publiek is hoger opgeleid dan ooit en begrijpt steeds meer. Het minste wat we kunnen doen is vrije toegang tot onze kennis verschaffen. Het vuurtje voor open science ging bij mij branden.

Het volgende zetje werd gegeven tijdens mijn postdoc in de VS waar ik helaas met een conflict ben vertrokken. Ik realiseerde me hoeveel nuttige kennis in labs wereldwijd rondzwerft zonder ooit het licht te zien. Praktische informatie, persoonlijke ervaringen met protocollen, resultaten die interessant zijn maar waar verder niet op voort wordt geborduurd. Waarom delen we dat niet met elkaar? Wat is kennis als het bij een groepje van vijf onderzoekers blijft? En waarom was ik niet vrijer om gewoon mijn bevindingen en gedachten op te schrijven? Dit was groter dan publiceren alleen. Ineens stond ik zelf buiten die hoge muren van de academie zonder toegang tot wat daar binnen zich allemaal afspeelde. Plotseling leek de academie een extreem rigide geïnstitutionaliseerde omgeving. Ik droomde ervan om thuis een lab te bouwen, zo graag wilde ik mijn experimenten afmaken. Onafhankelijk van oordelen van peers, van begeleiders, van contracten en uitgeverijen.

Bij terugkomst in Nederland moest ik beslissen of ik verder ging met wetenschap. Of ik een plek ging veroveren binnen een lab op de universiteit, of verder ging met mijn carrière als freelance schrijver, waar ik inmiddels genoeg mee kon verdienen. Ik merkte hoe alleen al het idee om de wetenschap vaarwel te zeggen veel emotie veroorzaakte. Waarom moest ik eigenlijk kiezen? Waarom kon ik niet alles tegelijk?

Een lab bouwen was wat al te omslachtig, en bleek ook helemaal niet nodig. Ik legde mijn dilemma voor aan Remco Kort, hoogleraar aan de VU en geïnteresseerd in dezelfde onderwerpen als ik. Ik vroeg hem of ik vrijwilliger kon worden en een volledig open wetenschappelijk project mocht doen in zijn lab. Hij ging akkoord en sinds mei kon ik dus verder gaan met het onderzoek. Ik maakte een WordPress-blog “reblab.org” en begon met het publiceren van mijn bevindingen. Al mijn bevindingen! Dat is althans de bedoeling. Ik mik op “open kitchen science”, zoveel mogelijk informatie delen. Ik leer veel terwijl ik ermee bezig ben. Hoe je bijvoorbeeld gesproken tekst en video bij slides kan opnemen in Powerpoint. Ik ben nog bezig met een goed “open data” protocol. Verder weet ik nog niet wat ik precies ga doen zodra ik een grotere conclusie kan trekken en in de gangbare wetenschap een paper zou schrijven. Peer review of niet? En zoja, hoe? Het onderzoek gaat verder uitermate sloom, deels omdat ik in mijn eentje ben en deels omdat ik met grote regelmaat al het werk moet stil leggen om geld te verdienen. Ik probeer telkens een goede balans te vinden, ook qua updates op mijn blog. Ook al valt er veel te verbeteren, ben ik eigenlijk ontzettend blij met mijn huidige positie. De wetenschap is heel goed te combineren met de schrijverij en ik ben ontzettend tevreden dat ik een manier heb gevonden om beide te blijven combineren.

Een andere onverwachte positieve bijkomstigheid is dat ik merk hoe mijn huidige positie als “wetenschapsvrijwilliger” kennelijk aanstekelijk werkt op mensen die ook de wetenschap hebben verlaten, inmiddels een andere baan hebben maar de wetenschappelijke praktijk altijd zijn blijven missen. Ik heb een aantal keer over mijn keuzes geschreven in NRC en er ook over verteld in het programma VPRO Zomergasten. In ieder geval drie ex-postdocs hebben mij laten weten dat ze na het horen van mijn verhaal hun wetenschappelijke projecten weer deels oppakken, naast hun baan, en/of veel opener. Het betekent in veel gevallen dat die nieuwe wetenschapsinitiatieven ook open science zijn. Ik merk dat veel mensen mijn ergernissen over de “publish or perish”-standaard ook voelen. Ze willen hun kennis delen, vrij communiceren over hun werk zonder per se de competitie aan te gaan.

Mijn “open science” verhaal gaat over meer dan alleen transparantie. Het gaat over het afbreken van de hoge muren van de academie en het bevrijden van wetenschap uit de klauwen van het systeem.

Ik geef nu graag het stokje door aan Arjen van Witteloostuijn, hoogleraar aan de Tilburg School for Economics and Management. Met hem emailde ik eerder over nieuwe manieren om vrij en open wetenschap te delen. In september stond er een mooi interview met hem in Trouw over andere manieren van wetenschap (Blendle-link). Het woord is aan jou, Arjen!

Tot slot:

Hier vind je één van de lezingen die ik afgelopen maanden gaf over open science.

Hier vind je wat ik onder “Open Kitchen Science” versta.

Hier vind je mijn eerste werkbespreking bij de VU over mijn onderzoek.

Update talks Open Kitchen Science

On the Open Kitchen Science front, I have been talking to many people around Netherlands and Belgium. My experience is that it is a very open and welcoming community, full of inspiring and enthusiastic people. Unfortunately, it is still rather “patchy” meaning that the chances are slim that you will find another Open Science enthusiast in your niche.  Getting together is nonetheless inspiring and gives lots of new ideas and energy to continue.

A few events I attended:

-I gave a talk at the Open Science day in Belgium, organized by the Young Academy and the ministry of economics/science/innovation. Find the slides of the talks here http://jongeacademie.be/detail-evenement/focus-open-science/

-I joined the Young Academy in Groningen for a talk and discussion. Marieke van Vugt wrote up some insights from the afternoon on her blog. http://mariekevanvugt.blogspot.nl/2017/11/invisible-scientists-and-messiness-of.html

Lastly, I accepted the “baton” for a Dutch Open Science Estafette from Egon Willighagen. Will soon post my story (Dutch only!)

Find his kick-off here (Dutch only)

Work discussion september 2017 VU University

Below you can see my work discussion that I gave early September at the VU University.  I prerecorded it using PowerPoint recording function, which was new to me. Not exactly happy how it turned out, I kept dragging my own head around the slide to make sure it wasn’t in the way and it also pops up in various sizes. Also, the recording was missing from some slides and had to redo those. But now it’s done, and in my view it gives a nice overview of the background and aims of this project.

 

Update december 2017

Unfortunately, I haven’t been spending much time in the lab and was out giving talks and writing pieces for the newspaper. These weeks, I will have more time for science and I want to focus my attention on identifying any glycogen-degrading enzymes expressed by L. crispatus.

1 Screen of 20+ L. crispatus isolates for glycogen consumption.

In a project by Remco Kort together with TNO, VU University Amsterdam and GGD Amsterdam, 20+ L. crispatus strains were isolated from women with or without BV (bacterial vaginosis). The goal was to find metabolic and genetic characteristics that could predict whether a L. crispatus was more likely to be found in a BV background or in a Lactobacillus dominated background. Its genomes were sequenced and student Jorne Swanenburg, supervised by Remco Kort and Douwe Molenaar, has performed the assembly, annotation, quality control and analysis. The sequences are expected online at GenBank anytime soon, he is currently finalizing his thesis.

In addition, Charlotte van der Veer (PhD student at the GGD) has performed a preliminary API test to analyze the metabolic signatures of the strains. The API test revealed that there is quite some difference between the ability of L. crispatus strains to break down glycogen. This is relevant since glycogen is abundant in the vagina of reproductive-age women with a Lactobacillus-dominated community. Glycogen could function as a carbon source for certain L. crispatus strains to produce lactic acid and acidify the environment.

I am currently running growth experiments with these strains to verify the results of the API test and find differences amongst the strains. Previously, I have found the DSM strain (20584) to be able to grow on glycogen and I also found starch degrading activity after growth on glycogen both in supernatants as well as in the pellet. After growth on glucose, this activity was absent.

2 Genome analysis

Next, I am looking for genetic differences amongst this group of strains that correspond with their (in)ability to utilize glycogen for growth. For now, I am focusing especially on this gene, annotated for now as a “type 1 pullulanase”, expected size ~140 kDa. Previously, this gene turned up in a very small comparison between four L. crispatus strains from the Human Microbiome Project, that I carried out at the Washington University St Louis. There are some interesting differences between the genomes of the strains around this gene. Some strains lack a copy of this gene, some have one or two copies, and some have a copy that lacks the first 8 amino acids at the N-terminus. By the way, this protein has a SLAP domain, which means that it might be associated with the S-layer. Although I know very little about S-layers, it does look like the S-layer proteins are the ones that at the outer most layer of the cell wall which (warning: speculation ahead!!!) may be associated with the activity being present in both the supernatant as well as the pellet.

3 Protein purification

I hope to start my first attempts towards protein purification before the new year. I will try to fractionate all proteins in the supernatant since I hope/expect to find the glycogen-degrading activity amongst the larger proteins. I first need to find out whether I can continue using the NYCIII medium for this. It contains horse serum so has many enzymes of <100kDa (albumin, globulins). In case I do find the activity amongst the larger proteins I won’t need to try any other media. First, I will try some bench-top size exclusion chromatography using cross-linked sepharose. Wish me luck!

 

 

 

 

Starch – iodine assay to detect starch degrading enzymes

Testing the presence of starch degrading activity in a solution by mixing with starch and measuring residual starch after a certain time period. The assay has been working well for a positive/negative result (no rates!) on starch degrading enzymes in supernatants and pellets of lactobacilli. The enzyme activity has been very slow hence the long incubation time, the use of chloramphenicol and lack of a measure to stop the activity. You will have to adjust the assay in case you require rates and in case you activity is fast.

Requirements

-1.0 mg/mL of “soluble starch” (Sigma S9765) in “amylase buffer” (100 mM sodium acetate, 5 mM CaCl2)

-Iodine stock solution: 0.2 gram I2 and 2.0 gram KI in 100 mL H2O (store at room temperature in the dark)

-Iodine working solution: dilute iodine stock solution 100x in 0.05 M HCl (~300 uL per sample)

-optional: 10 mg/mL chloramphenicol solution dissolved in ethanol (1000x). I add this to the starch assay to prevent growth because of the long incubation time and the fact that my samples have cells in them.

Assay

-150 uL starch solution into flat-bottom transparent polystyrene 96-wells plate (Greiner ref 655191),

-add 50 uL enzyme solution. I either use culture supernatants by removing the cells through spinning 20 minutes at 4°C and maximum speed (4754 rcf in our case). Or I use the pellet that I wash three times with PBS.

-seal airtight using a sterile covering adhesive film (VWR) and parafilm around the edges.

-incubate for 24h at 37°C.

-remove seal, let plate cool down to room temperature

-transfer 10 uL to a new flatbottom transparent 96 well plate, add 290 uL of the working solution.

-make a calibration curve by diluting starch in water, I use 1%, 0,9%, 0,8% etc.

-measure the uncovered plate at optical density 600 nm.

Standard inoculation protocol

I use 20% glycerol stocks. We do not have dry ice so I use regular ice boxes to transfer the tubes from the -80 to the bench and back, which means they become quite a bit warmer/softer compared to using dry ice. With disposable inoculation loop, I transfer a small scoop of material to 2 mL of NYC glucose medium in 12 mL Greiner tubes (ref 164162). I close the tubes of with the caps but do not screw them tight to leave air flow to allow for the liquid to equilibrate with the anaerobic atmosphere.

These tubes are transferred to an Oxoid transparent jar. After closing the jar I apply three cycles of: pulling a vacuum and filling with N2+5%CO2 gas. I incubate at 37 degrees.

I regularly inoculate all strains on Thursday and use them on the next Monday. This is twice as long as the recommended growth times of the slowest growing bacteria in my practice (L. iners DSM strain). Optimally, I would use 48 hours however, this is impractical due to the experiments I am running and the time I have. Furthermore, I have not experienced any problems using this preculturing time.

 

Update september 2017 ongoing experiments

Time for an update on last month’s progress!

LAB symposium

I attended the LAB symposium in Egmond aan Zee. Very interesting talks on a broad range of topics, from bacteriophages, to bacteriocins, to host-microbiota, to flavor and texture of lactic acid bacteria in food applications. I especially enjoyed the talk by Jens Walter who gave a broad overview of the natural history and lifestyle of the genus Lactobacillus. He mentioned that Lactobacillus iners, with the smallest genome amngst the lactobacilli, was “on its way to become an obligate symbiont”, given its loss of genes and functions. In the paper that was connected to this talk it says that the lifestyle-associated traits L. iners has “Fe-S—defense against peroxide, glycogen fermentation, adhesion”. However, I know of no published evidence that L. iners is capable of glycogen fermentation. Perhaps it is anecdotal, or just based on the genome.

Unfortunately, there were very few presenters (both posters and talks) who gave attention to vaginal LAB. I am convinced that the enormous effect of lactobacilli on reproductive health should in the future be a bigger part in the symposium and I am determined to create a lot of insight in the mechanisms underlying this colonization.

The symposium came to an abrupt and tragic end on Thursday after it became clear that one of the Irish attendees had been involved in a tragic accident after a midnight swim. Everyone was shocked about this tremendous loss in the LAB community. His name was Alan Lucid, may his memory be a blessing to his family and loved ones.

Growth of vaginal lactobacilli on glycogen

I have been growing L. iners myself, and have some preliminary indication that L. iners can grow well on glycogen, like Jens Walter wrote in his review. I also have a third replicate for L. crispatus growth on glycogen/water/glucose showing that this strain DSM 20584 can increase its cell density (grow?) on glycogen just as well as it can on glucose. (I updated the previous blog with the third replicate).

Organic acid analysis HPLC

Below you see the chromatogram of the UV detector of a L. crispatus supernatant after 24 hour of growth on NYCIII medium supplemented with either 0.5% glycogen, or water and L. iners grown on glycogen, and medium with glycogen as a control. I wanted to make sure that glycogen is indeed converted to lactic acid, and that these strains main product is lactate. At the moment I have only performed this analysis on one single experiment. This chromatogram indicates that lactate is the dominant organic acid produced by L. crispatus and L. iners. An acetate peak (expected at RT 18.9) is absent and also on the RID detector there are no big peaks detectable apart from some glucose in the medium and some lactate. I have not been able to identify all different peaks in the chromatograms. Especially the peaks at RT 21,8 and 23,9 have my interest since these might show some organic acid being produced and consumed, respectively.

Below is an overview of lactate and glucose present in each supernatant. Beware, this is a single experiment, I will have to replicate these experiments!

Starch degradation

I continued using starch to detect any possible glycogen degradation activity in the supernatants. I believe I can conclude that supernatants of L. crispatus cultures that are grown on glycogen (and not on glucose or water) have starch degradation activity, but will only breakdown ~60* of a 1% starch solution.. Unfortunately, I do  not have calibration curves for all measurements dates, so I am just showing optical density of the starch solution for now.  

Preliminary results show that this activity is sensitive to a freeze/thaw cycle. It is also present in the pellet of L. crispatus and I have not been able to detect any degradation activity in L. iners supernatants (on glycogen/water/glucose). Lastly, in answer of the question posed in the previous blog (is amylase activity product inhibited): addition of glucose to the starch assay did not result in lower activity. These are only preliminary results and I am looking into these initial observations, I do not have sufficient replicates yet to be able to say anything with certainty.

Work discussion

On September 11th I gave a work discussion to the group here at the VU. Very excited to share the data from my postdoc in St Louis, and all new ideas. I also gave this presentation at a few different meetings of clinicians. I spoke at the regular morning gynecologists meeting at the academic hospital VUMC, where I was invited by dr. Nils Lambalk. I was also invited by dr Bing Thio and dr. Marinus van Praag to speak at the “Brugge Dagen”, the yearly meeting by Dermatologists of the ErasmusMC. Dermatologists in the Netherlands treat most vulvo-vaginal disorders. These talks for clinicians were in Dutch, I will upload an English version of this talk to Figshare at a later stage.