Ik zal maar eerlijk bekennen dat ik een late adopter ben. Toen ik met mijn promotieonderzoek begon zag ik het nut van transparantie niet echt in. Ik was ervan overtuigd dat alle mensen die iets wilde weten over waterstofperoxide productie van Lactobacillus johnsonii toch wel toegang hadden tot mijn papers. Ik merkte ook hoe “open access” (laat staan “open science”) geen enkele rol in de discussies over tijdschrift-keuze speelde die ik had met mijn begeleiders. Kennelijk was het niet van belang.
Maar er gebeurde een aantal dingen die me van gedachten deed veranderen. Ten eerste hoorde ik steeds vaker hoe mijn voormalige Pakistaanse en Indiase collega’s na terugkeer in hun land van herkomst tegen betaalmuren opliepen. Ook vrienden en familie die in kleinere ziekenhuizen en instituten werkten hadden vaak geen toegang. Schrijnend vond ik het toen de zus van een goede vriend ziek werd en ze bij mij kwamen aankloppen voor wetenschappelijke literatuur over recente onderzoeken. Open access was veel belangrijker dan ik aanvankelijk dacht. Sterker nog, het is onacceptabel dat papers waarvoor in de meeste gevallen met publiek geld betaald is niet beschikbaar zijn voor de samenleving. Het grote publiek is hoger opgeleid dan ooit en begrijpt steeds meer. Het minste wat we kunnen doen is vrije toegang tot onze kennis verschaffen. Het vuurtje voor open science ging bij mij branden.
Het volgende zetje werd gegeven tijdens mijn postdoc in de VS waar ik helaas met een conflict ben vertrokken. Ik realiseerde me hoeveel nuttige kennis in labs wereldwijd rondzwerft zonder ooit het licht te zien. Praktische informatie, persoonlijke ervaringen met protocollen, resultaten die interessant zijn maar waar verder niet op voort wordt geborduurd. Waarom delen we dat niet met elkaar? Wat is kennis als het bij een groepje van vijf onderzoekers blijft? En waarom was ik niet vrijer om gewoon mijn bevindingen en gedachten op te schrijven? Dit was groter dan publiceren alleen. Ineens stond ik zelf buiten die hoge muren van de academie zonder toegang tot wat daar binnen zich allemaal afspeelde. Plotseling leek de academie een extreem rigide geïnstitutionaliseerde omgeving. Ik droomde ervan om thuis een lab te bouwen, zo graag wilde ik mijn experimenten afmaken. Onafhankelijk van oordelen van peers, van begeleiders, van contracten en uitgeverijen.
Bij terugkomst in Nederland moest ik beslissen of ik verder ging met wetenschap. Of ik een plek ging veroveren binnen een lab op de universiteit, of verder ging met mijn carrière als freelance schrijver, waar ik inmiddels genoeg mee kon verdienen. Ik merkte hoe alleen al het idee om de wetenschap vaarwel te zeggen veel emotie veroorzaakte. Waarom moest ik eigenlijk kiezen? Waarom kon ik niet alles tegelijk?
Een lab bouwen was wat al te omslachtig, en bleek ook helemaal niet nodig. Ik legde mijn dilemma voor aan Remco Kort, hoogleraar aan de VU en geïnteresseerd in dezelfde onderwerpen als ik. Ik vroeg hem of ik vrijwilliger kon worden en een volledig open wetenschappelijk project mocht doen in zijn lab. Hij ging akkoord en sinds mei kon ik dus verder gaan met het onderzoek. Ik maakte een WordPress-blog “reblab.org” en begon met het publiceren van mijn bevindingen. Al mijn bevindingen! Dat is althans de bedoeling. Ik mik op “open kitchen science”, zoveel mogelijk informatie delen. Ik leer veel terwijl ik ermee bezig ben. Hoe je bijvoorbeeld gesproken tekst en video bij slides kan opnemen in Powerpoint. Ik ben nog bezig met een goed “open data” protocol. Verder weet ik nog niet wat ik precies ga doen zodra ik een grotere conclusie kan trekken en in de gangbare wetenschap een paper zou schrijven. Peer review of niet? En zoja, hoe? Het onderzoek gaat verder uitermate sloom, deels omdat ik in mijn eentje ben en deels omdat ik met grote regelmaat al het werk moet stil leggen om geld te verdienen. Ik probeer telkens een goede balans te vinden, ook qua updates op mijn blog. Ook al valt er veel te verbeteren, ben ik eigenlijk ontzettend blij met mijn huidige positie. De wetenschap is heel goed te combineren met de schrijverij en ik ben ontzettend tevreden dat ik een manier heb gevonden om beide te blijven combineren.
Een andere onverwachte positieve bijkomstigheid is dat ik merk hoe mijn huidige positie als “wetenschapsvrijwilliger” kennelijk aanstekelijk werkt op mensen die ook de wetenschap hebben verlaten, inmiddels een andere baan hebben maar de wetenschappelijke praktijk altijd zijn blijven missen. Ik heb een aantal keer over mijn keuzes geschreven in NRC en er ook over verteld in het programma VPRO Zomergasten. In ieder geval drie ex-postdocs hebben mij laten weten dat ze na het horen van mijn verhaal hun wetenschappelijke projecten weer deels oppakken, naast hun baan, en/of veel opener. Het betekent in veel gevallen dat die nieuwe wetenschapsinitiatieven ook open science zijn. Ik merk dat veel mensen mijn ergernissen over de “publish or perish”-standaard ook voelen. Ze willen hun kennis delen, vrij communiceren over hun werk zonder per se de competitie aan te gaan.
Mijn “open science” verhaal gaat over meer dan alleen transparantie. Het gaat over het afbreken van de hoge muren van de academie en het bevrijden van wetenschap uit de klauwen van het systeem.
Ik geef nu graag het stokje door aan Arjen van Witteloostuijn, hoogleraar aan de Tilburg School for Economics and Management. Met hem emailde ik eerder over nieuwe manieren om vrij en open wetenschap te delen. In september stond er een mooi interview met hem in Trouw over andere manieren van wetenschap (Blendle-link). Het woord is aan jou, Arjen!
Tot slot:
Hier vind je één van de lezingen die ik afgelopen maanden gaf over open science.
Hier vind je wat ik onder “Open Kitchen Science” versta.
Hier vind je mijn eerste werkbespreking bij de VU over mijn onderzoek.